decker en decombel - fil d'air
Decker / Decombel - Fil d'air - Appel Records APR 1315

Liefhebbers van subtiel snarenwerk, gevoelige d-flute maar meer nog van bezield én gewaagd doedelzakspel opgelet. Dit album mag je niet missen. Hoe mooi kunnen akoestische gitaar en doedelzak samenklinken! Twee muzikanten uit België, fluit- en doedelzakvirtuoos Rémi Decker en Maarten Decombel (gitaar, ud en zang), werkten jarenlang aan deze fine-tuning. Het resultaat hebben ze vastgelegd op hun eerste duo-album Fil d'air.  

Het is een wonderlijk diverse cd geworden. Het gaat van omfloerst melancholisch instrumentaal werk tot geniale doedelgekte en zelfs een lied. Bovendien heeft de Italiaanse creatieve accordeonwizard Filippo Gambetta een buitengewone inbreng en is er assistentie van jazz-contrabassist Benny Van Acker en Guido Piccard op cister.

Rémi Decker
en Maarten Decombel zijn twee toptalenten die de folkboom bij onze zuiderburen heeft voortgebracht. Ze zijn nog jong maar nu al gepokt en gemazeld in de Belgische folk. De uit Wallonië afkomstige Decker maakt(e) deel uit van groepen als ‘k Voel me Belg, Sourdine, Griff en het Franse Minuit Guibolles. Hij is al vanaf zijn tiende gefascineerd door traditionele doedelzakmuziek uit het hart van Frankrijk. Uit die contreien stamt een van zijn inspiratiebronnen, doedelaar Jean Blanchard, in de jaren zeventig leider van de groep La Bamboche. Vandaar - als eerbetoon? - op dit album de traditionele branle ‘Derrière Chez Nous',  waarmee La Bamboche destijds steevast zijn concerten opende. Decker speelt al vanaf zijn vijftiende samen met Oostendenaar Decombel (o.a. in Griff). Decombel studeerde  klassiek- en jazzgitaar aan het conservatorium. Hij is bekend van o.a. zijn samenwerking met accordeonist Wim Claeys in de groep Göze.  

Een groter contrast is nauwelijks denkbaar: fijnbesnaard subtiel gitaarspel tegenover - of beter gezegd samen met - de ongepolijste inborst van een doedelzak. Het sterkst komt dat contrast naar voren als je de nummers 5, 6 en 7 achter elkaar hoort. Ze vormen het ijzersterke hart van dit dertien nummers, bijna 50 minuten, omvattende album. Waar in ‘Oostende Terminus' een dromerige sfeer heerst met bewogen contrabas en akoestisch puntig gitaarspel - wat een mooie warme heldere klank heeft Decombel toch -  zoekt een experimenterende Decker daarna genadeloos het dissonante in de doedelzak op bij ‘Le Désespoire du Berger' en ‘Zoet Zeedier'.

In ‘Le Désespoire du Berger' wordt moeiteloos het mysterieuze beeld opgeroepen van het Scandinavische noorden met rauwe hoge joik-achtige kreten die de rudimentaire ijle doedelzakmelodielijn volgen. In ‘Zoet Zeedier' (dit nummer van violist Wim Baeck kennen we in een iets minder bruistige Sourdine-versie) gaat Decker nog verder. Met zijn doedelzak geeft hij zoete zeedieren als walvis en zeehond een stem. Althans, hij lijkt de sonar-achtige conversatie tussen walvissen na te bootsen en de angstige doodskreten van een neergeknuppelde zeehond. (Deze twee nummers maken onderdeel uit van de vijf nummers van deze cd die je kunt beluisteren op www.myspace.com/deckerdecombel)

Waar Decombel ontegenzeggelijk een van de beste folkgitaristen van dit moment is en ik hem - ook op deze cd - graag hoor, ontleent dit album toch zijn uitzonderlijkheid aan het superieure doedelzakspel van Rémi Decker. Hij  haalt alles uit zijn instrumenten. Hij bespeelt ze in alle soorten en maten. Van de grote Schotse tot de kleine Vlaamse. Dan klinkt 't statig pastoraal, dan weer donker bibberend. Hij laat ze zeuren, kwebbelen, zingen, krijsen, klagen, brommen, schmieren, janken, schetteren en juichen. Ja, Decker is een fenomeen. Hopelijk durft hij het aan om nog eens een album met enkel doedelzak op te nemen.   

Ik zei al dat Fil d'air een wonderlijk divers album is geworden. Het goddelijk gepolijste d-flute spel in de vrolijke cd-opener ‘Le Bon Lardon' en in het gevoelige ‘De Geliefden' is toch van een heel andere orde - en eigenlijk ook voor een ander publiek - dan het meer experimentele doedelzakwerk. Hoewel die discrepantie ten koste gaat van de coherentie op de cd, is het beide zo uitstekend gedaan dat ik het pik. Meer moeite heb ik met de tiroler-achtige inkleuring op fluit van het enige gezongen nummer, de smartlap ‘Die Visscher van Mien'. Dit lied over de rampspoed van een visser is een volbloed Oostendes produkt, want ooit geschreven door journalist/liedschrijver Jo Deensen en muzikant Freddy Feys sr, beiden uit die havenplaats. Dat het nu door hun stadgenoot Maarten Decombel wordt gezongen (bescheiden zangstem zonder opsmuk) heeft wel iets, maar het vormt een fremdkörper op dit album.

Verder niets dan lof. Naast een drietal traditionals, klinken in hun eigen composities niet enkel echo's door uit een ver Vlaams en Frans verleden, maar ook uit Galicië, Scandinavië en Bretagne. Onder de indruk ben ik van de rol van gastmuzikant Filippo Gambetta, de Italiaan op diatonische trekzak. De dislocatie zal er tussenzitten, anders was het een ideaal trio geweest. Hij slaat spannende soms dissonerende bruggetjes, is goed voor verrassend slepende intermezzo's en vervult tegenover de doedelzak van Decker de andere virtuoze hoofdrol tijdens het typisch Bretonse vraag en antwoordspel in ‘Scottish Time'.   

Het album stikt van de fraaie melodieën. Decombel spant de kroon met zijn ‘De Geliefden' en meer nog met de ‘Mars van de Naamloze Moeders'. Ingeleid met fijne flageoletten op gitaar, haalt Decker de gevoeligste kanten van een kleine doedelzak naar boven. Om te huilen zo mooi.  

Henk - Waardering 8 ½