mota - van folkguerrilla tot balfolk
Mota - Van Folkguerrilla Tot Balfolk - FF 01, www.folkfusie.nl

Het is vijf jaar geleden dat op internet het Mota-forum werd opgericht. Een virtuele plek waar diepgravend, fanatiek maar ook luchtig,  bomen opgezet worden over balfolk, folkmuziek en aanverwante onderwerpen. Het ei werd gelegd tijdens een muziekweekeinde op Schiermonnikoog. Nu is er ter gelegenheid van het 5 jarig bestaan de jubileum-cd Van Folkguerrilla Tot Balfolk uitgebracht. Daarop zijn twaalf groepen te horen, die op een of andere manier bij Mota zijn betrokken.

Hoewel het Mota-forum gedomineerd wordt door jonge enthousiaste studentikoze deelnemers, kom je in de twaalf formaties op dit album ook ervaren oudere muzikanten tegen. Zowel onder de jonkies als de ‘oudjes' lopen ervaring, kwaliteit, originaliteit en talent ver uiteen.  Ze zijn onmogelijk allemaal over één kam te scheren. Maar er zijn natuurlijk overeenkomsten. Het gros van het repertoire op dit album is geënt op traditionele balmuziek uit de Lage Landen en Frankrijk. En van de uitvoering van de mazurka's, walsjes, jigues, bourrées, rondeau's, cercles, etc, spat over het algemeen het spelplezier af. Leuk!

Er zijn aanmerkelijke verschillen in kwaliteit. Dus eerst een poging om over elk nummer - en dus elke groep - iets zinnigs te zeggen, om te eindigen met wat algemene opmerkingen.

Om met de jonkies te beginnen.

Ik moet afgaan op dat éne nummer dat ieder hier speelt, maar desondanks meen ik dat er onervaren - maar bevlogen - muzikanten zijn voor wie deze cd-opname eigenlijk te vroeg komt: Coopers Troopers. Er zijn - eveneens enthousiast musicerende - jonge balfolkies die het wat verder schoppen: Slomobabes, Melusien en De Bosviolen. Opmerkelijker vind ik Orfeo en Sidaro. En er zijn jonkies die een prachtig niveau halen: Lirio.

Coopers Troopers is een sextet met accordeon, klarinet, basklarinet, gitaar en twee violen. Het is ontstaan uit de workshop Het Mokums Bal Orkest. Docent Wouter Kuyper (Lirio, en op Mota figurerend onder de naam Cooper) schreef de aanstekelijke cercle Biggenrace waarvoor ze ter plekke een arrangement bedachten. Het is een leuk stel. Wat een spelvreugde, en wat een prachtige basklarinet. Dat - en ook zo'n bijzondere samenstelling - heeft potentie. Soms krijgt het even iets stomends als The New Victory Band van lang geleden, maar jammer genoeg rammelt het nogal eens en zakt de drive steeds iets in. Wat vaker repeteren en over een jaar zeker nog eens proberen, zou ik zeggen.  Ik hoop ze in ieder geval eens musicerend en rondtrekkend op een festivalcamping tegen te komen.

De Slomobabes doen hun naam eer aan met een trage mazurka. Harmonicaspeelster Sandra de Jong heeft een deun geschreven om van te houden. Samen met violiste Edith Versteegh-Erberveld lukt het echter niet om de volle 3:51 te blijven boeien. Ik kick op zo'n slepende bijna dromerige uitvoering, maar het vereist meer finesse en afgewogen frasering om de spanning en de mazurka-eigen sensualiteit tot aan het eind erin te houden.

Melusien is het duo Marion van Kouwen (trekharmonica) en Erica van Brenk (dwarsfluit). Van Brenk schreef Fluitfeeks, een vrolijk huppelende jigue. Het nummer krijgt halverwege een spannende impuls als de harmonica iets dimt en lage warme dwarsfluittonen je versieren. Goed gedaan. Het echootje waarmee de accordeon op het einde wegebt, geeft een eigentijds tintje aan deze opname.

De Bosviolen is ook al een project met potentie. Enkel drie violen, dat kom je niet zo vaak tegen. Marco Knol en Marieke van der Hoek spelen viool, Hester de Boer de vijfsnarige quinton. Sinds maart vorig jaar komt dit trio bij elkaar om in de bossen van Apeldoorn muziek te maken. Ze hebben zich de Boombalhit Valhermeil, een rondeau van de Franse accordeonist Bruno Le Tron (ex-Tref, Maubuisson), eigen gemaakt. Het heeft echter - gebrek aan dynamiek, aan bassen? - de neiging in te zakken. Ik vind het al met al toch aardig gedaan, maar het is terecht dat het na ruim drie minuten zachtjes wegsterft, alsof ze in de verte achter de bomen verdwijnen.  

Orfeo klinkt het minst traditioneel van allemaal. In een folkrock-achtige aanpak brengen ze de zelf geschreven (Marco van Asperen) zwierige bourrée Inferno. Een strakke ritmesectie (contrabas, drums en percussie) vormt de basis onder twee draailieren (wat een genot), fluiten, harp en gitaar. Het nummer blijft spannend dankzij: een verrassend ‘disco-achtig' tussenstuk, gewaagde dissonantjes, op z'n  tijd wat lucht, de heerlijk zeurende draailieren, en lekkere breaks. Verbeterpunt: breng in jullie folkrock nog wat eigentijdsere rock-elementen aan zoals  Franse bands als Esquisse (luister eens naar hun op het Boombalfestival), La Machine (Rudolstadt, Gentines), ZEF (Boschbal), Dites 34 (Folkwoods) of Djal (Boombalfestival).  

Sidaro swingt op accordeon, viool, contrabas en klarinet. Het verfrissende aan dit kwartet vind ik dat het evenals Orfeo zijn hengeltje ook wel eens uitwerpt in een andere muzikale vijver. Het is dus niet enkel het idioom van traditionele muziek uit Frankrijk en de Lage Landen dat de klok slaat bij Mota. Sidaro's Trompetscottisch verraadt liefde voor Klezmer. Dat had nog duidelijker gekund als contrabassist Niels Smit-Duyzentkunst had gegrepen naar de basklarinet die hij tegenwoordig vaker bespeelt. Bijkomend voordeel was  geweest dat hij dan niet verleid had kunnen worden zijn felle aanslag te promoveren tot percussie. Daarvoor klinkt dat onnavolgbare getik ritmisch te slordig, en stoort eerder dan dat het iets toevoegt.

Lirio maakt zijn voortrekkersrol onder de jonge honden van de balfolk meer dan waar. Dit kwintet ontwikkelt zich naar een internationaal niveau. De knappe manier waarop ze hun eigen ‘oude' Forumscottish (drie jaar geleden al eens opgenomen) nu nieuw leven inblazen, vormt het zoveelste bewijs. In het knapste arrangement van de hele cd, klinkt dit nummer eigentijdser en swingender dan ooit. De muzikanten zijn ook top. Het gitaargetokkel waarmee Sander van der Schaaf het nummer opent kleurt warmdroog als een arabische luit, de ud. Later hoor je in zijn stuwende begeleiding op akoestische gitaar iets van zijn oude funk-voorliefde. Gerdien Smit klonk nog nooit zo gevoelig op viool en Kuyper nog nooit zo lyrisch op trekharmonica, goed dus dat ze meer de ruimte krijgen (het nummer is een minuut langer dan destijds, maar houdt je méér bij de les). Contrabassist Fokke-Jan Swart en percussionist Bram Jorissen zijn bepalend in de boeiende tempowisselingen. Een creatief intermezzo met maffe internet-inlog-piepjes - die (hoe knap) als vanzelf in dit nummer passen -  geven het startsein voor een onweerstaanbare upswing aan het slot van dit brokje akoestisch dynamiek.
 
En dan nu de ‘oudjes'

‘Oudjes' klink wat denigrerend, zeker als je beseft dat op La Jolie Folie na, jongere gasten aanschuiven bij oude rotten. In zo'n groep als UU (Utrecht Unlimited) is gitarist Peter Koene, die eind jaren zestig al zijn eerste elpee uitbracht, omringd door drie Mota-gasten van achterin de twintig en vooraan de dertig. Madlot kent in Rolf Groeneveld een violist uit de nieuwe generatie. Bij Chardon is de jongste telg van de familie Jorissen al lang aangesloten: percussionist Bram (ook Lirio). En die van Schraapstaal mogen dan ergens achter in de dertig zijn, ben je dan al ‘oud'?

Waarom van U(trecht) U(nlimited) twee nummers zijn te beluisteren tegenover één van de rest is mij een raadsel. Of komt het omdat de productionele leiding in handen is van Dimitra Hierck (doedelzak en altsax in UU)? Of door de stimulerende rol die Peter Koene (gitarist UU) vervulde bij het tot stand komen van dit album? Dan is het mogelijk een blijk van dank van de overige Mota-bandjes voor het nuttige extra werk van deze twee. Gelukkig verschillen de twee UU-nummers wezenlijk van elkaar. CD-opener Colonne La Grave is een traditionele jig (waarin een van de themaatjes lijkt op Boer wat zeg je van mijn kippen) en de Kuypertjeswals is door Peter Koene geschreven speciaal voor de bruiloft van Afke en Wouter Kuyper (Lirio). Waar Hierck het eerste nummer inkleurt op helle schelle doedelzak, doet ze dat op het tweede met een warme altsax. Waar Hester de Boer op het eerste nummer haar vijfsnarige viool, de quinton, donker en rauw laat klinken als contrast met de sprankelende cittern van Arnold Keizer, klinkt haar quinton in het tweede nummer helder en hoog (mooi duet met de altsax!). Koene speelt in beide nummers een ondersteunende sobere rol met functionele gitaarakkoorden.

Schraapstaal is al in '91 opgericht. Centraal in de groep staat een lekkere draailier, waarmee ze graag een ‘middeleeuws' tintje geven aan goede (pop)nummers van anderen. (Luister eens op hun myspace-plekje www.myspace.com/schraapstaal naar covers van The Nits en Focus). Nu heeft Schraapstaal (draailier, blokfluit, trekharmonica, contrabas en gitaar) zich gestort op Nachtvrijage van Kadrils Erwin Libbrecht. Een leuk nummer en ook nog eens behoorlijk gezongen door draailieriste Gitta Margaroli. Naar mijn idee kan het echter veel strakker gespeeld worden en zou er wat meer lucht in mogen. Bovendien is een fellere aanzet nodig bij zowel zang als blokfluit. Die mogen beide wat geprononceerder, nu komen ze wat timide over.

Madlot vond ik voorheen vaak wat saaiïg. Ik kende echter nog niet de specifieke Madlot Balfolk-versie. Daarin ontbreken Peter Koene en Ariëtte Zuidhoff, maar is violist Rolf Groeneveld toegevoegd. Naast Groeneveld bestaat het kwartet uit Marianne Heselmans (viool), good old Bert Lotz (doedelzak) en Judica Lookman (trekharmonica). Vormt Groeneveld de link naar het jeugdige Mota-elan? Zijn strijkstok en die van Heselmans zagen in ieder geval in hun retestrak gestreken intro van De Bon Pottasie de violen zowat doormidden. Zalig zwierend, om niet te zeggen swingend, sluiten trek- en doedelzak zich aan. Heerlijk. Moet ik toch nog eens naar gaan kijken...
 
Het door Gertjan Jorissen geschreven Chania van Chardon is een genot voor de liefhebber van bourdon-muziek. Voor de danser is het lastiger, maar de ‘moeilijke' 11/4 maatsoort waarin het gegoten is, zorgt voor de luisteraar voor de broodnodige afwisseling. De opbouw is subtiel. Het begint met trekzak, dan komt een getokkelde cello erbij, dan de verfijnde klank van een doedelzak. Na een minuut ontstaat er een geraffineerd bijna trance-verwekkend samenspel tussen gestreken cello, doedelzak en twee draailieren. Sterk is het rustige intermezzo met enkel cello, akoestische draailier en de vreemde orgel-achtige klanken van een electro-akoestische draailier (denk aan Gilles Chabenat). Dat vormt de opmaat naar een Chardon in vol ornaat met twee draailieren, doedelzak, trekzak, cello en de droge functionele percussie. Voor je 't weet raak je in een trance. Hoog niveau! Eén ding ontgaat me echter. Chania is een prachtige kustplaats op Kreta. Van enige Griekse invloed is in dit nummer echter geen sprake. Of is het nummer geïnspireerd door een ander(e) Chania?

Het duo La Jolie Folie verrast met twee authentiek gezongen bourrées: Si vous passez par Nantes / Bord de l'eau. Ongepolijste gedreven zang, handklap, draailier, sopraanfluit, viool. Je waant je zo om een kampuur in centraal Frankrijk. Thomas Steenweg en Wilco van der Kolk maken al jaren volksmuziek en vormen sinds twee jaar een duo. Wilco kennen we ondermeer als de bezielde dansinstructeur bij Folkbal Eindhoven. Weldadig die rudimentaire goudeerlijke aanpak.

Dan nu in algemene zin - en dan gaat het met name over smaak en uitstraling - nog dit:

Vanaf een afstand volgde ik afgelopen jaren met een glimlach de soms verhitte discussies op Mota, omdat de redeneertrant creatieve geesten verried. Toen ik de jubileum-cd bestelde was ik benieuwd of die  creatieve Mota-geest ook zou leiden tot een creatieve aanpak van de muziek. De tekst op het hoesje voedde mijn verwachting: ‘Traditionele muziek op een eigentijdse manier: het bewijst dat de folk in Nederland springlevend is.'  Na twee draaibeurten zette ik me echter teleurgesteld achter mijn computer en tikte venijnig de volgende alinea, bedoeld voor een strenge recensie:

...Van een zóveel energie en creativiteit uitstralend forum als Mota, met over het algemeen jonge weldenkende enthousiaste balfolk-liefhebbers, verwacht ik een eigentijdsere benadering van folkmuziek dan wat ik op dit album hoor. Is het not-done om artistiek leentje-buur te spelen bij andere muziekstijlen? Nauwelijks jazzy impro, of  een rocky feel, nooit eens een ud in plaats van een gitaar. Ook balmuziek mag grooven...! Maar op een enkele uitzondering na hier kennelijk niet. Ik had van creatieve geesten en jonge vooruitstrevende folkies wat meer non-conformisme verwacht. Ik mis artistieke durf. Waarom hoor ik bijvoorbeeld geen human beatbox (zoals bij CocoRosie), scheurende sax (Prinsas), fuzz-gitaar (Espers), Jimi Hendrix-achtige elektro-draailier (Garmarna), gamalan (Minuit Guibolles), rudimentaire blikkerige handmade percussie (Vãsen, Groupa). Ik mis invloeden uit jazz, triphop, exotische muziek, hiphop... Lirio, Melusien en Orfeo  herinneren eraan dat het om een cd uit 2008 gaat. Maar over het algemeen mis ik gewoon de aansluiting bij deze tijd. Gek dat je de muziek waarmee je opgroeit - zonder meteen met alle winden mee te waaien - zo lauwtjes laat doorklinken in je aanpak van traditionele muziek. Dat zou bredere waardering van balfolk onder leeftijdgenoten ten goede komen. Zijn sommigen nog tekort bezig en hebben zij hun handen al vol genoeg aan een wat traditionelere uitvoering? Als dat zo is, kleur dan tenminste een beetje vaker buiten de lijntjes en wees niet zo netjes...

Na vaker luisteren zakt mijn chagrijn wat weg.  Zo'n initiatief heeft zeker iets sympathieks zingt het door mijn hoofd. Is het eigenlijk niet gewoon een jubileum-cd voor eigen gebruik? Ik vroeg me even af of ik eigenlijk wel moest recenseren. Maar als je zo'n cd te koop aanbiedt, vraag je ook om een oordeel. Lastig is langs welke meetlat je deze verschillende muzikale prestaties moet leggen. Ik vermoed dat de muzikanten ieder hun eigen tekortkomingen zullen kennen. Ik hoop dat ze elkaar erop wijzen, zodat het leidt tot een hoger niveau op een volgend Mota-album - want dat moet er komen!

Deze cd is een aardige moment-opname. Toch kan het geen afspiegeling zijn wat er momenteel daadwerkelijk aan dansbare folk in ons land gemaakt wordt. Er is meer. Als ik hoor hoe Törf bezig is, Maalstroom, Guy Roelofs, of Wè-nun Henk, dan kunnen veel Mota-bandjes daar nog wat van leren. Het helpt ook als ze meer samenwerken met leeftijdgenoten die in de jazz en rock actief zijn. Of als folkie een opleiding in die richting te volgen. Muzikale opleiding hoeft het ‘gezellig muziekmaken' wat van dit album afstraalt, niet in de weg te staan.  

Henk - Waardering 7